Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar tot [25]die [anderen] zeide Hij voor mijn oren: Gaat door, door de stad achter [26]hem, en [27]slaat, ulieder oog verschone niet, en spaart niet! 25. Te weten die zes andere mannen, die bescheiden waren om te verderven, te doden en uit te roeien, van wie zie boven vs.2. 26. Te weten die het schrijftuig aan zijne lenden had en voorging. Zie van dezen boven vs.2, en de aantekening. De doding mocht niet geschieden voordat degenen, die behouden moesten zijn, getekend waren en alzo uitgenomen van het algemene verderf. Vergelijk Gen.19:22. 27. Dat is, doodt, verderft en roeit uit. Vergelijk boven hfdst.7 vs.9.